Hoe maak je een frequentietabel in Excel?
Om een frequentietabel te maken in Excel, heb je een aantal gegevens nodig.
1. Typ een in een cel in vetjes de titel 'Frequentietabel'.
2. Zet in de cellen daaronder links wat je berekent en rechts je berekening (het resultaat). Je berekent de volgende zaken: grootte van de populatie (aantal resultaten), minimum, maximum, variatiebreedte en de klassenbreedte.
Let op! Je kan hiervoor formules gebruiken (=AANTAL, =MIN, =MAX, -). Enkel de klassenbreedte bereken je zelf (zie handboek). Je kiest idealiter een tiental klassen (iets meer of minder is zeker oké) met een mooi getal als breedte.
1. Typ een in een cel in vetjes de titel 'Frequentietabel'.
2. Zet in de cellen daaronder links wat je berekent en rechts je berekening (het resultaat). Je berekent de volgende zaken: grootte van de populatie (aantal resultaten), minimum, maximum, variatiebreedte en de klassenbreedte.
Let op! Je kan hiervoor formules gebruiken (=AANTAL, =MIN, =MAX, -). Enkel de klassenbreedte bereken je zelf (zie handboek). Je kiest idealiter een tiental klassen (iets meer of minder is zeker oké) met een mooi getal als breedte.
Voorbeeld
De frequentietabel maken
Deze instructies worden vergezeld van een filmpje. Panikeer niet meteen als iets niet van de eerste keer lukt.
1. Ga naar het tabblad 'Tabellen' en maak een tabel met 11 kolommen en x+3 aantal rijen waarbij je x het aantal klassen zijn. Waarom +3? Eentje voor je titel, eentje voor een lege klasse vooraan en eentje voor een lege klasse achteraan. (Die heb je straks nodig bij het maken van grafieken).
2. Geef je eerste 5 kolommen de volgende namen: linkerklassegrens, rechterklassegrens, klasse, klassenmidden en klassenummer.
3. Geef de kolom klassenummers handmatig in. Je geeft de extra lege, eerste klasse rangnummer 0.
4. Je kan de linker- en rechterklassegrenzen handmatig ingeven, maar dat is omslachtig. Zeker wanneer we werken met een grote populatie. Je mag dat wel zo doen.
5. Je geeft de klassen ook handmatig in. Je gebruikt vierkante haakjes en halfopen intervallen.
6. De klassenmiddens kan je berekenen aan de hand van een formule = (linkergrens + rechtergrens)/2. Je kan de cellen met de linker- en rechtergrens selecteren. Trek de formule gewoon door voor de volledige kolom.
1. Ga naar het tabblad 'Tabellen' en maak een tabel met 11 kolommen en x+3 aantal rijen waarbij je x het aantal klassen zijn. Waarom +3? Eentje voor je titel, eentje voor een lege klasse vooraan en eentje voor een lege klasse achteraan. (Die heb je straks nodig bij het maken van grafieken).
2. Geef je eerste 5 kolommen de volgende namen: linkerklassegrens, rechterklassegrens, klasse, klassenmidden en klassenummer.
3. Geef de kolom klassenummers handmatig in. Je geeft de extra lege, eerste klasse rangnummer 0.
4. Je kan de linker- en rechterklassegrenzen handmatig ingeven, maar dat is omslachtig. Zeker wanneer we werken met een grote populatie. Je mag dat wel zo doen.
5. Je geeft de klassen ook handmatig in. Je gebruikt vierkante haakjes en halfopen intervallen.
6. De klassenmiddens kan je berekenen aan de hand van een formule = (linkergrens + rechtergrens)/2. Je kan de cellen met de linker- en rechtergrens selecteren. Trek de formule gewoon door voor de volledige kolom.
7. De overige kolommen gebruik je voor: absolute frequentie, absolute cumulatieve frequentie, relatieve frequentie, relatieve frequentie in %, relatieve cumulatieve frequentie en relatieve cumulatie frequentie in %.
8. Geef de absolute frequentie handmatig in.
9. De absolute cumulatieve frequentie kan je invullen aan de hand van een formule. Vul voor de eerste klasse 0 in. Voor de tweede klasse vul je de volgende formule in: (Celnr. abs.cum.freq. klasse 0) + (Celnr. abs. freq. klasse 1). Zo tel je steeds schuin op. Deze formule kan je doortrekken.
10. De relatieve frequentie kan je berekenen door de absolute frequentie te delen door het aantal resultaten/grootte populatie.
11. De relatieve cumulatieve frequentie kan je berekenen op dezelfde manier als de absolute cumulatieve frequentie. Alleen gebruik je: (Celnr. rel.cum.freq. klasse 0) + (Celnr. rel.freq. klasse 1). Vergeet voor de eerste klasse geen 0 in te vullen. Je resultaat in de laatste klasse(n) moet 1 zijn.
12. Voor de relatieve frequentie in % en de relatieve cumulatieve frequentie in % herhaal je je berekeningen. Je krijgt dan twee keer twee dezelfde kolommen. Vervolgens kan je een kolom selecteren, naar tabblad 'Start' gaan en in de onderverdeling 'Getal' op '%' klikken. Je gegevens zouden dan in percentages moeten verschijnen.
8. Geef de absolute frequentie handmatig in.
9. De absolute cumulatieve frequentie kan je invullen aan de hand van een formule. Vul voor de eerste klasse 0 in. Voor de tweede klasse vul je de volgende formule in: (Celnr. abs.cum.freq. klasse 0) + (Celnr. abs. freq. klasse 1). Zo tel je steeds schuin op. Deze formule kan je doortrekken.
10. De relatieve frequentie kan je berekenen door de absolute frequentie te delen door het aantal resultaten/grootte populatie.
11. De relatieve cumulatieve frequentie kan je berekenen op dezelfde manier als de absolute cumulatieve frequentie. Alleen gebruik je: (Celnr. rel.cum.freq. klasse 0) + (Celnr. rel.freq. klasse 1). Vergeet voor de eerste klasse geen 0 in te vullen. Je resultaat in de laatste klasse(n) moet 1 zijn.
12. Voor de relatieve frequentie in % en de relatieve cumulatieve frequentie in % herhaal je je berekeningen. Je krijgt dan twee keer twee dezelfde kolommen. Vervolgens kan je een kolom selecteren, naar tabblad 'Start' gaan en in de onderverdeling 'Getal' op '%' klikken. Je gegevens zouden dan in percentages moeten verschijnen.